Verhalen uit Suriname (II)
Door: Timo
19 September 2005 | Suriname, Paramaribo
Al weer wat beloofd een lang mailtje te worden uit Suriname. Afgelopen woensdag t/m zaterdag ben ik met een georganiseerde tour mee geweest naar het binnenland. Daar ongeveer in het midden van suriname ligt het grootste beschermde natuurgebied stuk jungle ter wereld. Vertrek was om kwart over zes (!) vanuit het centrum, wat betekende dat ik al om half zes op de fiets zat. Niet fijn om in een land waar je je rijbewijs bij 2 flessen water krijgt zonder licht door het donker te moeten fietsen. Gelukkig was er vrijwel niemand op straat, en heb ik het reisorganisatie kantoortje van Stinasu (stichting natuurzorg suriname) veilig bereikt. De heenreis zouden we met de bus en de boot gaan, en dan 3 nachten later met het vliegtuig terug. Het busje was een ex-openbaar vervoers busje, en niet echt groot genoeg om iedereen in te passen. Resultaat was dat een paar passagiers op koelboxen en zelfs iemand op het reserve wiel moest gaan zitten. Niet echt relaxed aangezien we nog een heel stuk over bepaald niet luxe wegen dwars door de jungle moesten. Gelukkig had ik zelf wel een redelijk plekje weten te veroveren op een van de opklap stoeltjes in het gangpad. Aldus onderweg. Eerst via een verharde weg naar het zuiden tot zanderij (het vliegveld van suriname) over een weg die ze hier liefkozend de “highway” noemen, maar daar volgens nederlandse begrippen bepaald niet zijn naam eer aan doet. Na een uurtje rijden in redelijk comfort werd er na een korte stop van de verharde wegen afgeweken naar de stoffige bospaadjes door de jungle heen naar het westen. Terwijl ik mijzelf verbaas dat het toch al enig sinds krikkemikkige busje dit blijkbaar al vaker had overleefd wordt het weggetje hoe langer hoe slechter. De enorme klappen waarmee het busje zo nu en dan over de weg stuitert doen me mezelf afvragen of onze huidige generatie auto’s alla space frame en kreukelzone het hier 100m zouden volhouden. Ons busje is gelukkig van ruim voor die de space-frame tijd uit de grote-dikke-stevige-stalen-balken-frame tijd.
Na een dolle rit van 5 uur waarin mijn achterwerk toch wel een beetje beurs begint te worden, en ik menigmaal mijn hart vast houd met betrekking tot de rechtopblijfstaanbaarheid van ons busje komen we aan in Witagron aan de Coppename rivier. Alhier laden we onze bagage uit, en wordt de overstap gemaakt op het vervoer per boot. De boten zijn qua bouw en vorm hetzelfde als de al eerder beschreven bootjes in het Albina-Galibi tripje, met als enig verschil dat deze een iets grotere buitenboord motor hebben. In een toch redelijk rap tempo schieten we over de rivier naar het zuiden, en terwijl de stuurman (een marron van het volk der kwinti) het bootje zeer kundig tussen de (vaak onzichtbaar onder water liggende) rotsen door manoeuvreert, geniet ik van de prachtige ongerepte natuur om mij heen. Na een paar uur varen komen we dan op de plaats der bestemming aan: fungu eiland (ook soms wel foengoe gespeld, Sranan is eigelijk een gesproken taal, en wordt vooral gewoon fonetisch geschreven). Fungu eiland is overigens vernoemd naar de fungu boom, die daar veel op het eiland voor komt. Hier worden wij hartelijk welkom geheten door een tweede groep Kwinti bosnegers (witagron en fungu eiland zijn de enige twee plekken waar de zeer kleine stam der kwinti nog bestaan). De accommodatie is super en al snel maken wij kennis met een groepje heeeeele schattige aapjes die in de bomen rond ons gebouw wonen. De kleine bruine doodshoofd aapjes noemen ze hier monki monki (waarom een moeilijke naam verzinnen als je het ook makkelijk kan zeggen) en zijn totaal niet schuw. De stukjes banaan die we ze aanbieden pakken ze gewoon uit je hand en rennen dan snel weer terug naar de veiligheid van hun boom om het lekker op te peuzelen en vervolgens terug te komen voor meer. Na het stof van de reis van ons afgespoeld te hebben doormiddel van een heerlijk bad in de rivier (wel oppassen voor piranha’s en sidderalen) spelen we ’s avonds nog even een spelletje en kruipen daarna onder de klamboe.
De volgende dag aanvaarden we de reis naar de Voltsberg. Een km of 8 a 10 de jungle in via smalle paadjes. Onze gids is een oud klein negertje dat verschrikkelijk veel weet te vertellen over de geneeskrachtige eigenschappen van zo’n beetje elke boom of plant die we tegen komen (en dat zijn er best veel in de jungle). Ik heb lang niet alle namen onthouden, maar er was werkelijk voor elke kwaal een medicijn. De takjes van een plantje (een soort sperzieboon achtige stengel, smaakt naar zuring) was goed voor nieuwe energie, kwasibita (ziet er uit als zoethout maar smaakt afschuwelijk bitter) was zo’n beetje goed voor alles: het zuiverde je lichaam en was ook nog eens goed voor de potentie. De Krappa boom, waarvan de van de vruchten een olie kan maken welke muggen en andere insecten verjaagd. Verder jodium bomen waarvan het sap als natuurlijk jodium diende, de kankantrie koningin van de jungle die wel 80 meter hoog kon zijn, de telefoonboom die als je er met een stok tegenaan ramt een zeer ver dragend hol geluid maakte (voor als je de weg kwijt was, dan konden je vrienden terug seinen) echt te veel om op te noemen. Na ongeveer 4 uur lopen komen we bij de voltzberg. Een granieten bult van 240m hoog. Via de minst steile kant lopen we in de brandende zon omhoog, en genieten van het uitzicht op de jungle en andere granieten bergtoppen om ons heen. De terug wandeling lopen we wat rapper en in 2,5 uur zijn we terug bij de rivier alwaar wij wachtend op de rest van de groep en het bootje dat ons terug naar het eiland moet brengen lekker met kleren en al in de Sula gaan liggen (een sula is een stroomversnelling/waterval met een bassin erachter waar je lekker kan afkoelen). ’s Avonds terug in het kamp ontdekken we nog een stuk of 6 vogelspinnen in de vleugel waar de toiletten de douches zijn, variërend van zo’n 6 tot 12 a 14 cm groot. In de eerste instantie best eng, maar je went er aan (zolang ze maar niet onder je klamboe komen…).
Na weer een prima nachtrust (van die vogelspinnen lig ik blijkbaar toch niet echt wakker) brengen we de volgende dag een bezoek aan de Raleigh vallen. Ons gidsje laat onderweg zien hoe je van bladeren van een bepaalde palm boom razend snel een dak kan vlechten, hetgeen ik bijzonder interessant vond, en wederom komen we menig geneeskrachtig kruid tegen. De Raleigh vallen zelf stellen eigelijk niet zo heel veel voor, wat flinke rotsblokjes met stoomversnellinkjes er overheen, maar meer ook niet. ’s Avonds wordt er door de locals gevoetbald op de airstrip, en als het donker is krijgen we een optreden van de Raleigh-boys. Een bandje met authentieke bosneger zang begeleid door zelfgemaakte trommels en andere slag instrumenten. Een zeer opzwepende en vrolijke muziekstijl waar je heerlijk op kan dansen en gek kan doen (en dat is ook de bedoeling). Wel leuk om te vermelden is dat onze kok heel lekker kan koken, maar zelf geen idee heeft welke ingrediënten hij gebruikt heeft zodat als je vraagt “wat is dit voor vlees/groente/vis” hij je het antwoord schuldig moet blijven.
Zaterdags komt tegen 12 uur het vliegtuig aan dat de volgende groep brengt en ons weer terug mee neemt naar Paramaribo. Nog even genieten van het uitzicht over de jungle, en dan weer terug naar het stadsleven: onderhandelen met taxi chauffeurs, levensgevaarlijke ritten op de fiets (die mensen hier moeten echt eens leren auto rijden) en opdringerige verkopers van je afslaan. De bussen rijden gelukkig weer, maar zijn iets duurder (nu iets van 30 cent per rit), taxi’s zijn in prijs verdubbeld (gister avond, zaterdag, betaalde ik na het uitgaan 20 SRD voor mijn rit naar huis, ongeveer 6 euro dus en dat is wel even meer dan het voorheen was). De universiteit is nu echt dicht, en ik hoop dan ook dat ik er morgen (het is op het moment dat ik dit type zondag) naar binnen mag en dat internet het doet om het te versturen. Anders zal ik maar ergens een internet cafe moeten vinden.
------------------
Inmiddels is het Maandag en ik zit weer in mijn kantoortje op de universiteit hier. Wel grappig dat ik bij het binnenkomen van de universiteit gevraagd werd wat ik kwam doen, maar de naam Roestenberg deed wonderen: "Aaaah meneer Roestenberg, gebouw 16? rijdt u maar door!" blijkbaar had er een hoge pief doorgegeven aan de security dat ik zou komen (en dat ik naar gebouw 16 moest). Internet doet het ook nog (soms), en ik kan dus weer rustig aan het werk!
Groetjes
Timo
Groetjes
Timo
-
20 September 2005 - 17:19
Trump:
hee timo,
ziet er vet mooi uit daarzo. je bent wel lekker de toerist aan het uithangen met je excursies. ga je ook nog eens aan het werk? ;)
groeten van kim en mij -
21 September 2005 - 13:51
Smurf:
Heeey, vet joh die foto's! Je ziet er al behoorlijk bruin uit.. Snik.. Niet eerlijk.. En echt leuk die mailtjes die je stuurt!
kussies en knuffels (ook van janneke)
Smurf ;) -
22 September 2005 - 10:30
Boeroe.waarbenjij.nu:
Prachtig verhaal!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley